Gedurfd leiderschap is goud waard

Iedereen mee laten profiteren van de energietransitie, het kan echt. De energietransitie in de gebouwde omgeving kan voor lagere woonlasten en meer werkgelegenheid zorgen, als politieke leiders bereid zijn de juiste condities te creëren. Als we dat niet doen en de huidige koers voortzetten dan wordt de energietransitie duur en voor de armere huishoudens zelfs onbetaalbaar. CE Delft toonde onlangs aan dat de armste 10% Nederlanders nu 5,1% van hun besteedbaar inkomen aan klimaatbeleid uitgeeft, wat kan oplopen tot wel 17% in 2050. Deze zware lasten1 kunnen tot behoorlijke financiële problemen leiden (zie onze eerdere publicatie ‘sturen op woonlasten’). Ook op internationale schaal is nog ruimte voor verbetering: Nederland, het op twee na rijkste land van de Europese Unie, treedt als hekkensluiter op wat betreft het halen van de hernieuwbare energiedoelstellingen van de Europese Unie.

Het is geen vraag meer of we minder CO2 moeten uitstoten, maar duidelijk wel hoe dat te doen. Welke aanpak levert geld op in plaats van dat het geld kost? En hoe voorkomen we dat de zwakste schouders de zwaarste lasten dragen?

De rol van de overheid

Op diverse plekken in Nederland helpen wij wijkbewoners met hun lokale energie uitdaging. Laatst prikkelde een bewoner mij met zijn opmerking: “Zeg mij en mijn buren gewoon wat we moeten doen. Waarom moeten we zelf allemaal eerst energie-expert worden?” Die vraag deed mij denken aan de paradox van de keuze. De mogelijkheid zelf keuzes te kunnen maken, maakt gelukkig. Echter, psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat te veel en te complexe keuzes mensen ongelukkig maakt en soms leidt tot helemaal niet kiezen. In de energietransitie betekent niet kiezen automatisch een keuze voor behoud van fossiele brandstoffen. Moeten huiseigenaren wel zo’n vrije keuze hebben?

Nederland heeft zich gecommitteerd aan de doelstelling ‘aardgasvrij in 2050’. Dit houdt in dat zo’n 80% van de 7.686.157 Nederlandse woningen binnen nu en 33 jaar gerenoveerd moet worden. Een opgave die voor corporatiebezit nog enigszins realiseerbaar is. Maar een ruime 4 miljoen woningen is in privaat bezit en het wettelijk kader biedt op dit moment nog geen enkele mogelijkheid om particulieren te verplichten voor 2050 hun woning naar aardgasvrij te renoveren. Zolang verplichten onmogelijk is, moeten alle 4 miljoen huishoudens individueel besluiten om van het aardgas af te stappen. Deze keuzevrijheid vertraagt de transitie, doordat aanbieders van aardgasvrije concepten enerzijds wachten op schaalvoordeel om de concepten betaalbaar aan te kunnen bieden, en consumenten anderzijds wachten op de prijsdaling, waardoor schaalvoordeel uitblijft. Gedurfd politiek leiderschap is nodig om deze vicieuze cirkel te doorbreken, waarbij we drie cruciale bouwstenen onderscheiden: concurrerende alternatieven, gebouw gebonden financiering en meer sturende macht voor netbeheerders.

1.    Zorg voor concurrerende alternatieven

Adam Smith, de grondlegger van de moderne economie, ging ervan uit dat als iedereen in eigenbelang handelt er vanzelf collectieve welvaart gecreëerd wordt. Die redenering volgend zal de energietransitie pas echt op gang komen als een toegankelijk concurrerend alternatief voor de goedkope en zeer efficiënte brandstof aardgas beschikbaar is. Technisch gezien is het geen uitdaging meer om woningen aardgasvrij te renoveren. Diverse marktpartijen bieden concepten aan die woningen zowel energieneutraal als comfortabeler maken (zoals bijvoorbeeld Woningwaard). Echter, zij hebben schaalvoordeel nodig om het concept voor een toegankelijke prijs aan te kunnen bieden. Als gemeenten de bevoegdheid krijgen om huiseigenaren te verplichten tot renovatie van de woning – mits de kosten over een termijn van 30 jaar gegarandeerd lager of gelijk zijn aan de huidige maandelijkse energierekening en onderhoudskosten – kunnen conceptaanbieders rekenen op schaalvoordeel en hebben huiseigenaren een concurrerend alternatief voor aardgas.

2.    Gebouw gebonden financiering in plaats van de energierekening

Het belangrijkste financiële verschil tussen een woning met aardgas en een aardgasvrije woning is dat voor aardgas maandelijks wordt betaald via de energierekening, terwijl een aardgasvrije woning om een investering vraagt waarna de maandelijkse energierekening vermindert of vervalt. In een tijdspan van 30 jaar liggen de gemiddelde maandlasten voor een aardgasvrije woning lager dan bij een aardgaswoning. En hoe meer fossiele energie belast gaat worden in de toekomst, hoe groter het voordeel van de aardgasvrije woning zal worden. Het probleem is dat niet alle huiseigenaren (vooral de armere huishoudens) de mogelijkheid hebben om spaargeld in te zetten of om hun hypotheek te verruimen onder gunstige condities om de noodzakelijke investering te doen.

Gebouw gebonden financiering kan een uitkomst bieden: de bewoner kan de woning naar aardgasvrij renoveren, betaalt maandelijks wat hij/zij voorheen aan de energieleverancier betaalde en kan de maandlasten bij verhuizing doorgeven aan de nieuwe bewoner. Gebouw gebonden financiering is bovendien een kans voor banken, fondsen en andere geldschieters om geld te investeren in de duurzame transitie en zo hun beleggingsportefeuille te vergroenen. Deze vorm van financiering wordt nu nog niet aangeboden, wet- en regelgeving die banken en/of andere financiële instanties verplicht gebouw gebonden financiering aan te bieden kan uitkomst bieden.

3.    Meer sturende macht voor netbeheerders

Overstappen op een nieuw systeem gaat gelijk op met afstappen van een oud systeem. Netbeheerders rekenen de investerings- en onderhoudskosten van het gasnet door aan de gebruikers via het vastrecht. Als huishoudens, zonder regulatie per gebied, een voor een van het aardgas afstappen, dan is de kans groot dat de resterende gasaansluitingen verspreid blijven liggen over heel Nederland. Dat betekent dat kosten van de netbeheerder niet of nauwelijks zullen dalen, maar dat deze kosten wel door een steeds kleinere groep huishoudens betaald moeten worden. Vastrecht zal daarom exponentieel stijgen en kan voor de achterblijvers oplopen tot zo’n €1.500,- per jaar. Daarnaast zorgt gebrek aan regulering mogelijk voor een combinatie van verschillende oplossingsrichtingen in eenzelfde gebied, wat mogelijk diverse parallelle infrastructuren vereist en schaalvoordeel in de weg staat. Dit maakt de aardgasvrije transitie onnodig duur.

De taken van netbeheerders zijn in het huidig wettelijk kader uitsluitend beperkt tot het beheren van de elektriciteits- en gasnetten, terwijl netbeheerders meer sturende taken moeten kunnen vervullen in de energietransitie om hoge maatschappelijke kosten te voorkomen.

Hoeveel lef is er eigenlijk nodig?

Gedurfd leiderschap is goud waard en versnelt de energietransitie in de gebouwde omgeving, terwijl het huidige beleid geld kost, rust op de schouders van arme huishoudens en de transitie remt. Hoeveel lef is er met die kennis nog nodig om te kiezen voor ‘gedurfd’ leiderschap?

Dit stuk is geschreven door Elvie Kromwijk.

[1] Als een huishouden meer dan 10% van het besteedbaar inkomen aan energie uitgeeft, is er spraken van energiearmoede.

Aardgasvrij is onvoldoende, we moeten naar netto nul wijken. Lees hier deze blog.

Meer publicaties van ons lezen? Kijk hier.