Aardgasvrij is niet voldoende, we moeten naar Netto Nul Wijken

Dat we in 2050 gebouwen niet meer verwarmen met behulp van aardgas lijkt een voldongen feit. Het kabinet zegt het in de Energieagenda, gemeenten en netbeheerders verenigen zich in grote getalen om ermee te experimenteren en nota bene de VVD wil haast maken met het afschaffen van de aansluitplicht. In het Kamerdebat van 8 februari jl. noemde minister Kamp het ombouwen van 200.000 woningen per jaar een van de grootste uitdagingen van de komende decennia.

Oplossingen om aardgasvrije wijken te realiseren zijn er al. Sterker nog, er zijn al meer dan een half miljoen Nederlanders die in zo’n wijk wonen, in de meeste gevallen verwarmd met stadsverwarming. De weg van de minste weerstand lijkt dan ook te zijn: het opschalen van deze oplossing. En op de plekken waar er geen restwarmte is – of een andere collectieve oplossing niet haalbaar blijkt – kiezen voor het stimuleren van individuele oplossingen zoals een warmtepomp, houtkachel en/of elektrische verwarming.

Maar de weg van de minste weerstand leidt niet per definitie tot de beste uitkomst. Aardgasvrije wijken tellen niet vanzelf op tot een klimaatneutrale gebouwde omgeving. In potentie is het slechts het verplaatsen van de CO2-uitstoot van de woning (via de CV-ketel) naar buiten de wijk. Het is daarmee ook het verplaatsen van de energieopgave naar buiten de wijk, want de benodigde energie moet ergens opgewekt worden.

De warmte voor stadsverwarming komt nu nog voornamelijk van elektriciteitscentrales, afvalverbranding en restwarmte van andere industriële processen. De vraag is waar de warmte voor deze netten over 15 jaar vandaan komt, als er afscheid genomen is van de meeste fossiele energiecentrales, als de industrie haar energie efficiënter benut en de circulaire economie haar belofte nakomt (en we afval niet meer verbranden). Is er voldoende duurzame en geschikte warmte beschikbaar op de plekken waar nieuwe infrastructuur voor 40 jaar wordt aangelegd?

Ook moet de vraag gesteld worden wat het betekent als er gekozen wordt voor all-electric wijken. Dat 25.000(!) windmolens[1] op zee in slechts 35% van de Nederlandse energiebehoefte voorzien, laat zien hoe groot het effect van de energietransitie is op de omgeving. De verhitte discussie in de Drentse veenkoloniën gaat over het plaatsen van 45 windmolens, net voldoende voor de huidige stroomvraag van de huishoudens in de gemeente Assen.[2] Als alle huishoudens in Assen met een warmtepomp verwarmd worden, dan moet het park nog minimaal drie keer zo groot zijn om in de stroomvraag te voldoen.[3]

In dit licht zou de strategie niet moeten zijn om op aardgasvrije wijken te sturen, maar verder te gaan: naar Netto Nul Wijken. Hiermee wordt geborgd dat het probleem niet verplaatst wordt naar buiten de wijk, maar lokaal wordt opgelost. Bovendien past dat heel goed bij de snel groeiende beweging van burgers die investeren in duurzame energie en energiebesparing.

De technische oplossingen zijn er al. Nieuwe én bestaande woningen worden al Nul op de Meter gemaakt; woningen die zo energiezuinig zijn dat ze gedurende het hele jaar net zoveel energie opwekken als een gemiddeld huishouden verbruikt.[4] De volgende stap is het toepassen van de technologie op grote schaal en het slimmer benutten van de mogelijkheden op wijkniveau. De kracht van Nul op de Meter is namelijk ook direct haar zwakte; het biedt slechts ruimte voor oplossingen op gebouwniveau. Niet alle gebouwen zijn geschikt voor Nul op de Meter, omdat er op of aan het gebouw niet voldoende energie opgewekt kan worden of omdat het gebouw zich niet goed leent voor vergaande energiebesparing.

Een wijkperspectief biedt meer flexibiliteit. Gebouwen met een klein dak, teveel schaduw of een bijzondere gevel kunnen dan gebruik maken van energie die elders in de wijk wordt opgewekt, bijvoorbeeld door de zonnepanelen op het dak van een winkelpand of door een windmolen aan de rand van de wijk. Het maakt ook andere oplossingen mogelijk die op gebouwniveau niet uitkunnen, zoals geothermie, het benutten van biomassa reststromen en collectieve energieopslag. Zo’n perspectief past bovendien beter bij de infrastructurele opgave van netbeheerders, want de afwegingen daarvoor worden op hetzelfde niveau gemaakt.

Mijn voorstel is daarom het concept Netto Nul Wijk te introduceren. Een Netto Nul Wijk is techniek-onafhankelijk. Gelijk aan een Nul op de Meter woning worden aan zo’n wijk wel duidelijke prestatie-eisen gesteld. Deze eisen stellen de gemeente in staat stelt om de transformatie van de wijk goed aan te sturen en borgen tegelijkertijd dat er keuzes worden gemaakt die passen in het grotere plaatje van de energietransitie: een duurzame, betaalbare en betrouwbare energievoorziening.

Om de gedachten te prikkelen, hierbij een eerste aanzet voor de eisen die aan een Netto Nul Wijk gesteld kunnen worden:

  • In en om de wijk moet net zoveel duurzame energie opgewekt worden als dat er door de gebouwde omgeving van de wijk gebruikt wordt.
  • De wijk moet non-fossiel zijn, er mag geen afhankelijkheid zijn van fossiele bronnen.
  • De betaalbaarheid van wonen moet geborgd blijven; de gemiddelde woonlasten in de wijk mogen ‘niet meer dan anders’ zijn.
  • Het plan voor de wijk moet afgestemd zijn met, en zo veel mogelijk gedragen worden door, de lokale betrokkenen (woningeigenaren, huurders, investeerders, et cetera).
  • De maatschappelijke kosten voor het aanpassen van het energienetwerk moeten zo laag mogelijk worden gehouden.

Ik geloof dat er vanuit het perspectief van de Netto Nul Wijk keuzes gemaakt worden die positief uitpakken voor de energietransitie. Er zal automatisch veel nadruk liggen op energiebesparing, fossiele lock-ins zullen vermeden worden en transitiekosten voor de energie-infrastructuur zullen zo laag mogelijk gehouden worden.

In de Energieagenda geeft het kabinet aan dat er in de komende periode een transitiepad wordt uitgewerkt voor de gebouwde omgeving. Ik pleit ervoor om daarin het perspectief van de Netto Nul Wijk mee te nemen. De gemeenten zouden de middelen moeten krijgen om bestaande wijken te transformeren. Organisaties zoals een Local Energy Venture kunnen gemeenten helpen om dit samen met ondernemers en wijkbewoners voor elkaar te krijgen.

Dit stuk is geschreven door Klaas Vegter.

[1] Ter illustratie: Begin 2016 stonden er in Nederland, op zee en op land, in totaal 2.200 windmolens.
[2] De 45 windmolens (elk 3MW) wekken in een jaar ongeveer 225 miljoen kWh op. Voldoende voor de stroomvraag van ongeveer 70.000 huishoudens (3.300 kWh per huishouden).
[3] De weerstand tegen de plannen zal waarschijnlijk meer dan evenredig meestijgen. Landschapsarchitect Dirk Sijmons typeert de ruimtelijke opgave van de energietransitie als volgt: “De machinekamer van onze consumptiemaatschappij komt bovengronds – zichtbaar, hoorbaar, voelbaar” (bron).
[4] Een bijkomend voordeel van deze aanpak is dat er niet alleen geïnvesteerd wordt in de energievoorziening van de woning, maar ook in verregaande energiebesparing, comfortverbetering, een gezond binnenmilieu en ruimtelijke kwaliteit van de woning. Het ombouwen van 200.000 woningen per jaar kan – en zou – over veel meer moeten gaan dan alleen energie.

10 tips voor gemeenten op weg naar klimaatneutrale wijken. Lees deze blog.

Meer publicaties van ons lezen? Kijk hier.