Werken en kinderen combineren; ooit vond ik het goed te doen…!

Nieuwe waarden

Leonie van der Steen (zij/ haar)

Transitiemaker

kinderen en werken combineren

De afgelopen weken heb ik geprobeerd thuis te werken met mijn kinderen van 3 en 5 om mee heen. Ze zijn fantastisch, maar niet om mee te werken. Om mij heen hoor ik veel vergelijkbare – vrolijke – frustraties. Nu heb ik wel een troefkaart achter de hand om niet bij de pakken neer te zitten; mooie herinneringen van toen mijn dochters nog baby’s waren. Toen lukte het me wel om werken en kinderen te combineren…

Toen ik zwanger werd, keek ik er niet naar uit ‘er even tussenuit’ te gaan. Ik was nog maar net als ondernemer in Squarewise gestapt en voelde dat ik daarmee al een kind had. Maar toen mijn loop in een waggel veranderde, veranderde dat. Ik liet los, maar wanneer en hoe zou ik terug komen? Ik Googlede op ‘combineren werk en kind’ om te kijken of er inspirerende voorbeelden bij waren, maar alle artikelen gingen over het verdelen van je tijd over het een en het ander, niet over het combineren van die twee. Ook las ik dat juist de eerste zes maanden van belang zijn voor de hechting van kinderen. Door de continue nabijheid van specifieke opvoeders ontwikkelt de baby rust en zelfvertrouwen. Een idee was geboren; kon ik mijn dochter niet meenemen naar kantoor?

Het voordeel van de twijfel

Bij het aangaan van het experiment had ik vast het voordeel dat ik een van de ‘bazen’ ben, maar uiteraard moesten de collega’s er achter staan om het experiment te starten. De laatste keer dat ik voor de geboorte op kantoor kwam, bespraken we twee opties: ik zou zes maanden thuis blijven (niet mijn voorkeur!) of ik zou na 3 maanden verlof terug komen, maar dan met baby.

Wij werken als consultants in de verduurzaming van de gebouwde omgeving en dus heb ik rasechte wereldverbeteraars als collega’s, maar ze zijn ook (bijna) allemaal jong en kinderloos. De meeste hadden weinig besef van baby’s buiten dat ze huilen, poepen en dat je moet opletten er niet per ongeluk een te maken als je een one-night-stand hebt. Gelukkig vonden ook zij het experiment de moeite waard. We spraken af dat zij op elk gewenst moment anoniem aan onze office manager mochten doorgeven als ze er problemen mee hadden. Spoiler: dat is nooit gebeurd.

Reacties van de buren…

Als laatste kondigde ik het plan bij onze kantoorgenoten aan. Bij mijn oudste hielden we kantoor in een bedrijfsverzamelgebouw. We deelden de gang met acht advocaten. Die keken wat verbaasd op, maar ‘dank dat je het laat weten, we zien het wel’ was de strekking van de reactie.

Toen het experiment anderhalve week onderweg was, kwamen de advocaten op bezoek. Ze kwamen melden dat ze het een groot succes vonden. Een van hen gaf aan wel wat moeite te hebben. Haar dochter was minder dan een jaar oud en nu bij de oppas. Als mijn dochter huilde (en dat gebeurde uiteraard) kon zij zich niet meer concentreren op haar werk. Ze zei er direct bij dat ze het experiment niet in de weg wilde staan. Ik ben wat vaker gaan wandelen en aan het einde van de gang gaan zitten, in de hoop dat twee deuren extra tussen ons voldoende wapening tegen gehuil waren.

Twee jaar later, toen ik zwanger was van mijn tweede dochter, huisden we in New Energy Docks, een voormalige broedplaats van duurzame wereldverbeteraars. Daar kreeg mijn aankondiging overweldigende positieve reacties. Een voormalig architect vertelde dat je bij hen op kantoor (in de jaren ’70) altijd over speelgoedtreinen en krijtjes moest stappen. Kinderen speelden gewoon op de werkvloer: “Daar doen we het tenslotte voor.” Ik probeer me dat voor de geest te houden als mijn dochter voor de derde keer een Zoom-call onderbreekt ‘omdat haar beker lekt’.

… en van andere moeders

Achteraf viel me op dat de spaarzame negatieve reacties vaak van jonge moeders kwamen. De meest gehoorde verzuchting was: “Ik zou me nooit kunnen concentreren.” Dat ging mij vreemd genoeg goed af. Ouders van iets oudere kinderen reageerden wat laconieker. Vaak schatten zij in dat dit tot negen maanden zou kunnen, daarna niet meer (ik geef ze gelijk). Verder kreeg ik vooral heel veel blije (aanstaande) opa’s langs (als ik in een andere sector dan de bouwsector had gewerkt, had ik vast ook veel oma’s langs gehad).

Zwangere vrouwen die ik in 2015 sprak, verzuchtten vaak: “Dat zou bij mij nooit kunnen.” Ik bedacht me dan Nepalese vrouwen die hun kinderen de berg op sjouwen en Afrikaanse vrouwen die het veld bewerken met kinderen op hun rug. Maar zo ver hoefde ik niet te zoeken. Twee jaar later was de reactie namelijk al opvallend veranderd. In 2017 hoorde ik vooral: “Ik wou dat ík daar aan gedacht had.”. Misschien dat een paar internationale voorbeelden al veel verschil maakten.

Hoe dan?!

De eerste twee weken pakte ik alleen interne taken op. Daarna waagde ik mijn eerste externe afspraak bij Schiphol, een klant waar ik al ruim een jaar werkte. Ze wilden me graag terugzien en dat veranderde niet toen ik vertelde over mijn plan. Na twee weken vertrok ik met mijn dochter in de wandelwagen naar de terminal voor een overleg met drie mannen. Voor de zekerheid zat papa in de lobby te werken, mocht het toch niet gaan. Het was een drama en een doorslaand succes. Ik moest tijdens de meeting een poepluier verschonen, we zaten in een glazen vergaderzaal en er verzamelde zich een steeds groter publiek buiten en de aanwezige controller had alleen maar oog voor de baby, maar toch lukte het de inhoud van de meeting binnen de tijd af te ronden.

Lang niet alles was even makkelijk. Ik gaf borstvoeding, wat mij een slimme oplossing leek om altijd voeding bij je te hebben, maar wat inhield dat ik heb gevoed in treinen, toiletten, keukens, bezemkasten en vergaderzalen met mijn stoel tegen de deurkruk. Ik heb werksessies gedaan met een zaal vol ingenieurs waarin mijn dochter meer dan de helft van de sessie huilde (ik verliet de zaal, liet de presentatie over aan een collega, en kwam terug met een op mijn arm slapend kind, waardoor iedereen toch weer smolt). En ik heb ontdekt hoeveel spullen je nodig hebt én wat er wel en echt niet meer in een Greenwheels-auto past.

Allebei onze dochters zaten lekker in hun vel, anders was dit nooit gelukt. Ze huilden niet veel – bij de tweede vroeg een collega zich zelfs hardop af of hij haar ooit heeft horen huilen – maar uiteraard wel eens. Dat was dan het moment om een wandeling te maken en een telefoontje te doen. Mijn dochters hadden papa én mama op kantoor. Dat gaf zeker veerkracht – en de mogelijkheid zelf je brood te smeren – en soms liep onze office manager met onze pruttelende dochter rond.

Wat wel, wat niet

In de werkzaamheden had ik een aantal grenzen; ik vond het niet verantwoord me te committeren aan strikte deadlines. Je kunt nooit voorspellen hoe effectief je op een dag kan zijn. En ook naar presentaties of werksessies ging ik nooit alleen. Mijn dagen waren uiteraard minder effectief. Ik kon twee uur aan meetings plannen, met een uur ruimte waarin ik ergens een half uur moest voeden. En soms liep dat uit, maar ja, ook zonder kinderen lopen meetings ook wel eens uit. Ik kon maximaal 5 uur op een dag effectief werken. En soms vroeg het wat geduld, of inspringen van een collega, maar die gaven aan er ook wat voor terug te krijgen. Zoals een van onze collega’s zei: “Het is zo ontspannen om een baby gewoon baby te zien zijn. Ze is eigenlijk een soort kantoorhond.”

Wat ik dus wel kon doen waren presentaties, ook ‘belangrijke’ meetings en voor grotere groepen (met achtervang), interviews met onbekenden (mijn dochter ging uit de draagzak op een kleedje in de hoek, waarna ik mijn laptop pakte en we konden beginnen). We hebben arbeidsvoorwaardengesprekken gevoerd, sollicitanten te woord gestaan. Eigenlijk alles, alleen vraagt het goed plannen en wat (veer-)kracht. En het levert echte gesprekken op, ook jaren later, als mensen zich herinneren dat ik met mijn dochter binnen wandelde. Gesprekken over waarom je gekozen hebt voor het werk dat je doet, welke persoonlijke omstandigheden maken dat je minder werkt en wat je inspireert; waar doe je het ook alweer voor..?

En nu?

Ik heb twee blije kinderen, al kan het bij mijn tweede ook liggen aan de enorme hoeveelheid Tony Chocolonely die ik gegeten heb tijdens de zwangerschap. Belangrijker is dat ik merk dat mijn verhalen over hoe het was om mijn dochters mee te nemen, nog zo vaak ogen openen. Nu we in een tijd zijn waarin we opnieuw bedenken wat belangrijk is en hoe we ons leven daaromheen willen (gaan) inrichten, wilde ik dit verhaal delen. Als we dan toch bedenken hoe het anders kan, is het fijn te weten wat allemaal mogelijk is. Ook is het fijn me te herinneren dat ik ooit heb ervaren dat werken met je kind wél kan, al bewijzen ze nu in huis soms het tegendeel.

Onze collega Jeske bewees op de beste manier dat ze ons experiment positief ervaren had; begin dit jaar kwam zij terug van zwangerschapsverlof met haar zoon Otto. En ook Jeske heeft ervaren dat je met baby van alles kan; opdrachten uitvoeren, vergaderen, opdrachten acquireren… En wederom was er niemand op kantoor die vroeg of Otto wat vaker thuis kon blijven. Hij is ook een gewaardeerd deelnemer in onze digitale kantooroverleggen.

Overigens is mijn pleidooi niet dat elke moeder (of vader!) dit zou moeten doen. Het vraagt nogal wat. Van je zelf, van je baby en van je omgeving. Alle drie moeten er voor open staan, er zin in hebben en sterk genoeg zijn (fysiek en mentaal). Ik heb er echt niet elke dag van genoten. Mijn pleidooi is simpelweg dat het anders kan. Overweeg het eens. Als we straks weer gewoon naar kantoor kunnen…

Klimaatakkoord is van gisteren, door naar morgen!

Duurzaamheid is geen vak, het is een bril die iederéén op kan zetten